Dier van de maand
Elke maand kiest directeur Fiona Zachariasse of één van onze conservatoren een dier van de maand uit de uitgebreide, diverse collectie om in het zonnetje te zetten. Dat kan om allerlei redenen zijn: omdat ze wel eens wat extra aandacht verdienen, omdat ze een mooi verhaal hebben, of er grappig/lelijk/verrassend uitzien.
Deze maand: de Aardhommel!

Aardhommel
In het voorjaar kan je hommels tegenkomen op bloeiende planten: dik behaarde bijen die druk bezig zijn om stuifmeel en nectar te verzamelen. Van de 31 hommelsoorten in Nederland is de aardhommel de meest algemene, en ook het meest verspreid. Deze hommel leeft in allerlei verschillende biotopen, zelfs midden in grote steden. Goede kans dus, dat je er een ziet (of hoort!) in de buitenlucht.
Zoemer
Hommels zijn wilde bijen en horen bij de bijenfamilie, de apidae. Daarbinnen hebben ze een eigen geslacht – bombus. ‘Bombus’ komt uit het Grieks en betekent ‘gezoem’. Het duidt op het harde zoemende geluid dat de vleugels van een vliegende hommel veroorzaken. De Nederlandse naam ‘hommel’ is afgeleid van het Nederduits ‘hummel’ en betekent ‘zoemer’. Het geluid van hommels heeft dus veel indruk gemaakt in het verleden!
Naast het zoemende geluid herken je hommels aan hun aanzienlijke grootte en hun dichtbehaarde lichamen.

Anti-kraak
De aardhommel dankt haar naam aan haar gewoonte om nesten onder de grond te maken, vaak in een verlaten tunnel die gegraven is door konijnen, muizen of mollen. Een nest kan tot anderhalf meter onder de oppervlakte zitten.
Aardhommels leven in een kleine kolonie. De koningin legt alle eieren in het nest. Eerst komen er werksters tevoorschijn, die voor de komende larven kunnen zorgen. Daarna volgen mannetjes en nog later jonge koninginnen, die na bevruchting zullen overwinteren en het volgende voorjaar nieuwe kolonies stichten. Op de jonge koninginnen na sterft het hele nest af in het najaar.
Aardhommels zijn zwart, wit en geel van kleur. Ze hebben een zwarte kop, een borststuk met een band van gele haren voor en zwarte achter en een achterlijf met een geel/zwart/ witte band.
Een mannetjes aardhommel is ongeveer 14-16 mm lang, en werksters tussen de 11 en 17 millimeter. Een koningen kan 28 mm lang zijn, met een spanwijdte van meer dan 40 mm. Ze is een indrukwekkende verschijning als ze op zoek gaat naar nectar in het vroege voorjaar.
Superbestuivers
Hommels zijn belangrijke bestuivers, en de aardhommel verzamelt stuifmeel van een breed scala een plantenfamilies. Ze zijn zelfs zó goed in bestuiven, dat ze ook worden gekweekt voor gebruik in de glastuinbouw. Bij het verzamelen van stuifmeel spelen de vleugels een belangrijke rol: het trillen ervan zorgt ervoor dat het stuifmeel loskomt van de meeldraden van de bloem, het zogenoemde ‘buzz-pollination’.
Het snel bewegen van de vleugels zorgt ook voor een elektrostatische lading van de hommel: dat betekent dat het losgekomen stuifmeel aangetrokken wordt tot haar lichaam. De hommel poetst het stuifmeel dat in haar vacht terechtkomt naar de kleine stuifmeelkorfjes op haar achterpoten, om het vervolgens terug te vliegen naar het nest als eten voor de kolonie. Mooi geregeld hé?
In het museum vind je aardhommels in de OO-zone.